De industrie beweert vaak dat het klimaat niet gebaat is bij de opname van verbrandingsovens in het EU-emissiehandelssysteem (ETS).
De ervaring leert ons echter dat deze beweringen enorm misleidend zijn. Laten we dit begrip ontkrachten aan de hand van concrete voorbeelden.
Emissies van afvalverbranding zijn al inbegrepen in de EU ETS-richtlijn
De enige emissies van afvalverbranding die momenteel zijn uitgesloten van het ETS, zijn die van stedelijk en gevaarlijk afval. Wanneer een lidstaat een installatie classificeert als meeverbrandingsinstallatie, valt deze ook onder het EU-ETS. Bovendien kunnen lidstaten er ook voor kiezen emissies van aanvullende activiteiten die niet onder de EU-ETS-richtlijn vallen, opt-in te geven, bijvoorbeeld Denemarken en Zweden hebben hun gemeentelijke verbrandingsovens al in de scope opgenomen.
De opname van verbrandingsovens in het EU-ETS brengt veel voordelen met zich mee
Om te beginnen helpt de opname om: de oneerlijke concurrentie met andere energieproducenten corrigeren, vooral degenen die gebruik maken van hernieuwbare bronnen zoals wind- en zonne-energie. Bovendien leidt het verbranden van afval tot een veel hogere CO2-uitstoot (250-600kg CO2/per ton afval) dan het verbranden van fossiele brandstoffen, vertraagt het voortgezette gebruik van verbranding eenvoudig een hoognodige en dringende overgang naar een minder koolstofintensieve infrastructuur voor elektriciteitsopwekking. Dit is, om het duidelijk te stellen, in strijd met de waarden en doelstellingen van de EU Green Deal en van de Actieplan circulaire economie.
Ten tweede, een hogere poortvergoeding (dankzij ETS-kosten) zou ook betere methoden voor afvalbeheer aanmoedigen – zoals het verbeteren van de sortering en terugwinning van materialen uit het restafval. Het zou afvalaanbieders ook stimuleren om het aandeel van de fossiele inhoud in de afvalinput te verkleinen, vooral als de hogere kosten aan hen kunnen worden toegerekend. Er is een toenemende behoefte aan het terugwinnen van plastic uit restafval, bijvoorbeeld vanwege de eisen van gerecycled materiaal. Dit kan uiteindelijk bijdragen aan een lagere impact van verbranding, die is – en moet worden gehouden als – de strategische prioriteit. Sommige operators (bijv. de ROAF-fabriek aan de rand van Oslo) zijn begonnen met de front-end verwijdering van kunststoffen en andere materialen voor recyclingdoeleinden. Landen zoals Denemarken, evenals verschillende Belgische regio’s (Vlaanderen en Wallonië), zijn zelfs nog verder gegaan door doelen te stellen om de totale hoeveelheid verbrand afval te verminderen.
Tenslotte, hogere kosten van verbranding zouden ook een stimulerend beleidskader creëren voor koolstofarme niet-verbrandingsalternatieven zoals: Materiaalterugwinning en biologische behandeling (MRBT) faciliteiten. MRBT-faciliteiten zijn klimaatvriendelijk omdat ze fossiele materialen terugwinnen terwijl ze de organische stoffen stabiliseren. Dit is van bijzonder belang gezien de voortgaande decarbonisatie van de economie en de energieproductie van de EU, wat inhoudt dat de BKG-emissies geleidelijk en gestaag moeten worden verminderd om tegen 2050 netto nul te bereiken.
De weg vooruit
Nu de Europese Commissie momenteel de ETS-richtlijn herziet, is er een unieke kans om het toepassingsgebied van deze wetgeving uit te breiden, ervoor te zorgen dat deze ook andere sectoren bestrijkt en dat deze volledig rekening houdt met een circulaire economie en toekomst.
Zero Waste Europe beveelt ten zeerste aan om gemeentelijke verbrandingsovens op te nemen om de afvalsector koolstofarm te maken en om een gunstig kader te creëren voor duurzame niet-verbrandingsalternatieven zoals MRBT-faciliteiten.
CreditSource link