Europese afvalverbrandingsinstallaties, ook wel Waste-To-Energy (WTE)-installaties genoemd, worden vaak gepresenteerd als een schone en veilige manier om ons afval te laten verdwijnen. Deze mythe dat afvalverbranding succesvol en veilig is in Europa, wordt vaak gebruikt om verbrandingsovens in andere regio’s te promoten, vooral in het Zuiden. In Europa zelf is het vermindert de stimulans om de voorkeur te geven aan en te investeren in preventiestrategieën en afval aan de bron te verminderen.
Huidige situatie
ZWE’s 2018 case study op een state-of-the-art afvalverbrandingsinstallatie in Nederland toonde emissies van dioxine, furanen en persistente giftige stoffen. Uit het onderzoek bleek dat de dioxine-emissies van de verbrandingsoven werden onderschat en niet uitzonderlijk, aangezien ze vaak ver buiten de limieten van de milieuvergunning gingen (0,01 ng TEQ/Nm3). Bovendien legde het onderzoek ook bloot hoe inbreuken verborgen zijn gebleven dankzij niet-betrouwbare kortetermijntests, die het emissieniveau ernstig onderschatten.
Momenteel zijn continue metingen van emissies van dioxinenverbindingen niet verplicht voor afvalverbrandingsinstallaties die meestal afhankelijk zijn van kortdurende en, meer recentelijk, semi-continue metingen. Deze bemonsteringsbenadering is ernstig gebrekkig, aangezien deze slechts een klein percentage van de totale jaarlijkse bedrijfstijd van verbrandingsovens vertegenwoordigt, en het mogelijk maakt dat deze installaties voldoen aan de bestaande emissienormen.
Bovendien worden niet alle uitgestoten stoffen gemeten. De meeste onbedoeld geproduceerde persistente organische verontreinigende stoffen (UPOP’s) – zoals dl-PCB, PAK of PBB – worden niet gemeten. Daarnaast wordt er alleen gemeten tijdens zogenaamde ‘normale bedrijfsomstandigheden’. Als we alle emissies beschouwen (ook tijdens andere dan normale bedrijfsomstandigheden – OTNOC), stoten de meeste verbrandingsovens meer uit dan de wettelijk vereiste metingen laten zien.
Om de werkelijke effecten van afvalverbrandingsinstallaties aan te tonen, moet de impact van het verbranden van afval over een langere periode worden gemeten. Toegang tot deze gegevens is echter moeilijk (omdat continue metingen niet verplicht zijn) en kostbaar.
Onze weg vooruit – de campagne ‘Biomonitoring van verbrandingsemissies’
Om toegang te krijgen tot de echte impact van afvalverbrandingsovens, heeft ZWE een nieuwe campagne gelanceerd in Europa – Biomonitoring van verbrandingsemissies.
Biomonitoring is een instrument voor het meten van zeer zorgwekkende stoffen in het milieu. Het meet de aanwezigheid van chemische stoffen in biologische matrices, levende organismen of producten van een levend organisme – zoals schapen, wol, regenwormen, eieren van kippen in de achtertuin en dennennaalden.
Voorbeeld – Zo zeker als eieren eieren zijn
Een kippenei in de achtertuin is een ideale biomarker omdat het zich midden in een natuurlijk voedselsysteem bevindt. Een achtertuinkip (scharrel) heeft optimaal contact met de omgeving en eet insecten, slakken, regenwormen, plukt zaden, gras en aarde – dingen die in zijn omgeving voorkomen. Als er een afzetting van dioxines in de omgeving is, zal de kip dit oppikken. Door een ei te leggen, ontgift de kip zichzelf met de uitscheiding van dioxines in de vette dooier van het ei. Als zodanig wordt het ei een accumulatieproduct van dioxines in het milieu.
In ons biomonitoringonderzoek werken we met bioassay. Het voordeel van bioassay is dat hiermee het hele toxische effect van een groep stoffen kan worden gemeten in plaats van alleen specifiek gedefinieerde stoffen. Biomonitoring is relatief goedkoop in vergelijking met directe emissiemetingen en toegankelijker voor basisorganisaties.
De focus van onze biomonitoringcampagne zal liggen op de groep dioxinen, PCDD’s, PCDF’s en dioxineachtige PCB’s. We gaan de bioaccumulatie van stoffen in kippeneieren en vegetatie meten.
Onze campagne zal zich als uitgangspunt richten op 3 landen: Litouwen, Tsjechië en Spanje. We gaan samenwerken met ToxicoWatch Foundation, een Nederlandse entiteit die gespecialiseerd is in toxiciteitsvraagstukken; en met drie lokale basis-NGO’s: Ecologen in actie Spanje; Hnutí DUHA – Vrienden van de aarde Tsjechië; en iedinė Ekonomika.
Op elke locatie zullen we 2 metingen uitvoeren. De eerste metingen zullen ons toelaten om de initiële verontreinigingsniveaus op elke locatie vast te stellen. Vervolgens worden herhaalmetingen uitgevoerd om de besmettingsniveaus in biomarkers te bevestigen. Op deze manier kunnen we zorgen voor kruisverwijzingen van de emissiegegevens.
Met deze campagne en de resultaten ervan hopen we Europa te helpen weer een belangrijke stap te zetten weg van verbranding en de onveilige processen en gevolgen daarvan.
Voor meer informatie over biomonitoring, zie deze ToxicoWatch presentatie.
Als u geïnteresseerd bent in biomonitoring, neem dan contact op met Janek Vähk, Programmacoördinator Klimaat, Energie en Luchtverontreiniging bij Zero Waste Europe (janek@zerowasteeurope.eu).
CreditSource link